Middels 4 testen (die goed zijn beschreven en hun waarde in de afgelopen 30 jaar meer dan bewezen hebben) wordt uitgetest in welke categorie de schouderklacht valt. Uiteraard gaat hier een zeer uitgebreide anamnese aan vooraf. Ook de nek, elleboog en pols/hand worden in de testen meegenomen. De vier mobiliteitstesten zijn als volgt beschreven:
|
|
Mobiliteitstest 1 Scapula/okselhaargrens Bij een verminderd beweeglijke scapula zal de genoemde verticale lijn achter de achterrand van de okselhaargrens uitkomen. Zelfs een afstand van een vingerbreedte kan al als afwijkend worden beschouwd. |
test 1. |
Mobiliteitstest 2 Clavicula tijdens eerste 45 graden anteflexie De mobiliteit van de clavicula wordt afwijkend beschouwd bij de volgende stereotypische verandering van het bewegingspatroon: de halfellipsvormige beweging van de clavicula die normaliter tijdens anteflexie naar voren wordt uitgevoerd, verloopt nu naar achteren. Ter hoogte van de 90 graden anteflexie heeft dit een vernauwing van de bovenste thoraxapertuur tot gevolg. In gevallen waarbij deze apertuur al nauw is, kan dit compressie van de vaatzenuwbundel tot gevolg hebben. |
test 2. |
De mobiliteit van de clavicula wordt afwijkend beschouwd bij de volgende stereotypische verandering van het bewegingspatroon: de halfellipsvormige beweging van de clavicula die normaliter tijdens anteflexie naar voren wordt uitgevoerd, verloopt nu naar achteren. Ter hoogte van de 90 graden anteflexie heeft dit een vernauwing van de bovenste thoraxapertuur tot gevolg. In gevallen waarbij deze apertuur al nauw is, kan dit compressie van de vaatzenuwbundel tot gevolg hebben. |
de ellipsvormige baan van de normaal bewegende clavicula |
Mobiliteitstest 3 Eindstand caudaalwaarts glijden van de scapula |
test 3. |
Mobiliteitstest 4 Rotatie CWK/CTO |
test 4. |
Indien in ieder geval 3 van de 4 testen positief zijn, mag geconcludeerd worden dat de schouder licht beperkt is. Röntgencinematografisch onderzoek heeft aangetoond dat de volgende conclusies kunnen worden getrokken indien de mobiliteitstesten ongestoord zijn:
De horizontale positie van de cavitas en de verticale positie van het acromion zijn te beschouwen als de zitting en de leuning van een stoel, waarop de humerus stabiel kan functioneren. Wanneer duidelijk is waardoor de schouderklacht wordt veroorzaakt, kan een gericht behandelplan worden opgesteld. De licht beperkte schouder
Voor de licht beperkte schouder gelden de volgende kenmerken
Hierdoor kan de arm niet volledig worden geanteflecteerd. Ook de rotaties van de arm zijn licht beperkt. Klachten uiten zich onder andere als volgt
|
|
Behandeling van de licht beperkte schouder:
|
|
De partieel (deels) beperkte schouder Dit is een beperking waarbij de glenohumerale mobiliteit beperkt is in één of twee richtingen. Deze beperking komt vaak voor bij:
Na een operatie of fractuur, is het mogelijk dat de klacht een definitief eindstadium is. Onze kennis stelt ons in staat dit vroegtijdig aan klanten mede te delen, waardoor onnodig hoge verwachtingen kunnen worden voorkomen. Wij zien het als onze taak de klant eerlijk op de hoogte te stellen van de klacht en bewegingsbeperking. Het kan gebeuren dat dit een boodschap inhoudt die men liever niet wenst te horen. Onze professionaliteit dwingt ons ertoe duidelijk en helder te vertellen waar men aan toe is. Wij denken dat iedereen daar op de langere termijn meer mee gediend bent, dan het wekken van min of meer valse verwachtingen. |
een proximaal uitstekende fixatiepen verhindert een abductie en anteflexie boven de 90 graden |
De “frozen shoulder” Dit is een aandoening waarbij de bewegingsuitslagen glenohumeraal zijn afgenomen tot meer dan 50% in alle richtingen. De “frozen shoulder” is te verdelen in een primaire en een secundaire “frozen shoulder”. Bij de secundaire frozen shoulder is het onderliggend lijden bekend. Dit kan zijn:
Bij de primaire frozen shoulder is het onderliggend lijden onbekend en is er geen trauma in de voorgeschiedenis. De primaire frozen shoulder is een langzaam progressieve, idiopathische aandoening, die gepaard gaat met ontstekingsreacties van de peri-articulaire structuren en met name van het glenohumerale kapsel, de bursa subdeltoidea/subacromiale en de structuren rond de bicepspees. Deze ontstekingsreacties worden gevolgd door verklevingen en retractie van bovengenoemde structuren, waardoor de glenohumerale mobiliteit in alle richtingen voor meer dan 50% afneemt. Een primaire frozen shoulder verloopt in een aantal fasen, te weten: een freezing, frozen en thawing fase.Er wordt ook wel gesproken over een pre-adhesieve fase, een acute adhesieve fase en een chronisch adhesieve fase. In de freezing fase ontstaan er schouderklachten alsof men een kou op de spieren heeft opgelopen. De klacht is vaak niet zo ernstig dat de huisarts hiervoor geconsulteerd wordt. Na verloop van soms wel een half jaar gaan de klachten toenemen. Deze beginfase wordt ook wel de fase van de `subacromial mimmicker` genoemd. De symptomen imiteren een subacromiaal impingemensyndroom. Bij het differentiëren tussen een subacromiaal mimmicker en een beginnende frozen shoulder, moeten een aantal punten worden bekeken
Als ook de mobiliteit van de schouder af gaat nemen moet worden gedacht aan een zich ontwikkelende frozen shoulder. Wat belangrijk is bij het verloop is dat een frozen shoulder die zich eenmaal aan het ontwikkelen is, niet meer te stopen is. Is er reeds een beperking aanwezig, dan heeft de intra-articulaire injectie alleen tot gevolg dat de pijnklachten in rust en de nachtelijke pijnklachten afnemen. De bewegingsbeperking blijft echter bestaan. In de volgende fase nemen de pijnklachten vaak toe en de bewegingsmogelijkheden van de schouder af. Op het moment dat de glenohumerale mobiliteit afneemt, is de arm al spoedig niet meer boven de 90° anteflexie te heffen en is men aangeland in de `frozen` fase. De arm is in deze fase in anteflexie beperkt tot 90°. Het abduceren is beperkt tot 45° en de rotaties zijn nihil. Heel langzaam treedt herstel op van de glenohumerale beweeglijkheid. In eerste instantie merkt de patiënt dit aan het toenemen van de rotaties (mannen kunnen de portemonnaie weer uit de kontzak halen en vrouwen kunnen het BH-bandje weer vast maken). Van het herstel van de anteflexie en abductie merkt de klant vaak niet veel aangezien de toegenomen glenohumerale beweeglijkheid zich niet direct uit in het hoger kunnen heffen van de arm. De arm kan pas weer boven de 90° geheven worden op het moment dat de glenohumerale abductie zich vrijwel volledig hersteld heeft. Aangezien het heffen van de arm door de patiënt als criterium van herstel wordt gezien, treedt meestal na verloop van tijd het gevoel van ontevredenheid op. Uitleg omtrent het tempo waarin de beweeglijkheid zich herstelt, is dan zeer zeker gewenst.
Tijdsduur van het klinisch beeld (= klachtenpatroon) |
||
|
10-36 weken 4-12 maanden 9-26 maanden 12-42 maanden 30,1 maanden |
|
mobilisatie van de schouder via de scapula |
Mogelijke therapie bij de frozen shoulder: Fysiotherapie Injecties Medicijnen Doorbewegen onder narcose Operatie |
|
De instabiele schouder (‘schouder uit de kom”)
Er valt onderscheid te maken tussen verschillende vormen van glenohumerale instabiliteit: - Habituee - Vrijwillig - Ongewild |
||
Behandeling van de instabiele schouder:
|
immobilisatie middels tape |
|
Dit deel van de behandeling behelst ongeveer 6 weken. Na ongeveer 6 weken komt de nadruk te liggen op het trainen van de omliggende weefsels. Binnen onze praktijk zijn de kennis en de vaardigheden aanwezig om patiënten hierbij optimaal te ondersteunen en uit te dagen de grenzen op te zoeken. |